Het College van Rijksadviseurs heeft een architectonisch kader voor ruimtelijke kwaliteit bij industriële woningbouw gelanceerd. Met de publicatie streven de auteurs naar samenwerkingen tussen ontwerpers, bouwers en opdrachtgevers om industriële woningbouw te stroomlijnen zonder verlies aan architectonische kwaliteit. ‘We zijn er nog lang niet’, zegt Thijs Asselbergs daarover.

De publicatie Ruimtelijke kwaliteit bij industriële woningbouw is opgesteld door het College van Rijksadviseurs en de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het kader stelt zeven prestatie-eisen als belangrijkste voorwaarden voor kwalitatieve industriële woningbouw. Zo worden uiteenlopende onderwerpen als oriëntatie, aansluitingsdetails, verblijfplekken, een scheiding tussen drager en inbouw en biobased materialen genoemd als succesfactoren voor gestandaardiseerde woningen.

De toekomst van woningbouw

Nu is standaardisatie in woningbouw geen nieuwe ontwikkeling. De publicatie illustreert aan de hand van projecten van de Amsterdamse School uit de jaren twintig van vorige eeuw dat een woningtekort bestreden kan worden door ‘centrale organisatie van bouwmateriaal, geld en woningen’. Eenvormigheid werd voorkomen door oplossingen ‘in groepering, plaatsing en vervoeging’. Bovendien maakten ‘het bouwblok, straatbeeld en de groenstructuren’ onderdeel uit van de opgave.

Omslag van de publicatie Ruimtelijke kwaliteit bij industriële woningbouw.
Omslag van de publicatie Ruimtelijke kwaliteit bij industriële woningbouw.
Spread uit de publicatie Ruimtelijke kwaliteit voor industriële woningbouw.
Spread uit de publicatie Ruimtelijke kwaliteit voor industriële woningbouw.

Thijs Asselbergs onderstreept deze gedachte. Vanuit zijn positie als woningbouwarchitect en emeritus-hoogleraar Architectural Engineering aan de TU Delft adviseerde hij de CRa en Federatie Ruimtelijke Kwaliteit over het architectonisch kader. Het traditionele woningbouwsysteem heeft zijn langste tijd gehad’, zegt hij. Volgens hem is de bouwsector door ontwikkelingen als digitalisering, nieuwe materiaaltoepassingen en energiesystemen dusdanig complex geworden dat bouwen op locatie inefficiënt is geworden. ‘Elke econoom kan je tegenwoordig vertellen dat we in de woningbouwsector naar product- en componentontwikkeling toegaan. Dit is de toekomst.’

Uitwisselbaarheid

Toch wordt in de sector getwijfeld over dat toekomstbeeld. In de sector heerst een angst voor eenvormigheid als het om industriële woningbouw gaat. Voor de modulewoningen van het project Rivierduinen in Silvolde moest MIX architectuur bijvoorbeeld architectonische details achterwege laten om de kosten te drukken. Dat de bouwmethode goedkoper zou zijn, is volgens Asselbergs dan ook allesbehalve een voldongen feit. Daarvoor is opschaling nodig. ‘Iedereen begrijpt dat we voor een circulaire bouweconomie slimmer moeten produceren en nieuwe materialen moeten integreren’, zegt Asselbergs. ‘Dat vergt een procesverandering.’

In tegenstelling tot traditionele woningbouw moet bij industriële woningbouw veel in de voorfase van het bouwproces worden besloten. Zaken als losmaakbaarheid en een vaste beukmaat beteugelen bijvoorbeeld het ontwerpproces. Door de focus op deze technische overwegingen worden de behoeftes van de gebruiker vaak buiten ogenschouw gelaten, zegt Asselbergs. ‘De vraag van morgen is een grote variatie van woonprogramma, zoals eenpersoonshuishoudens en zorgparticipatie. Om die variëteit te faciliteren, moeten modulaire systemen uitwisselbaar zijn. Op dit moment wordt er slechts met individuele, niet onderling uitwisselbare systemen gewerkt. Het ontbreekt aan modulaire coördinatie.’

Geen onafhankelijke architectenopdracht

De verantwoordelijkheid voor deze coördinatie ligt bij de bouwproductontwikkelaar, meent Asselbergs. Door ruimtelijke kaders te stellen voor bijvoorbeeld aanpasbaarheid van modulaire systemen, worden bouwers gestimuleerd elkaar op te zoeken. Daarin verandert ook de rol van de architect, zegt de hoogleraar. ‘Industriële woningbouw is geen onafhankelijke architectenopdracht. De architect wordt veel meer onderdeel van een ecosysteem, waarbij bouwers, gemeentes en corporaties de ambities voor ruimtelijke kwaliteit delen.’

Tijdens een presentatie op 21 november over de publicatie spraken Thijs Asselbergs en Rijksbouwmeester Francesco Veenstra.
Tijdens een presentatie op 21 november over de publicatie spraken Thijs Asselbergs en Rijksbouwmeester Francesco Veenstra.

Samenwerken is het sleutelwoord. Dat blijkt ook uit de keuze van ontwerpbureau Finch Buildings om hun eigen fabriek te sluiten en de samenwerking op te zoeken met andere fabrieken. ‘Modulair bouwen is een continuïteitsvraagstuk’, zegt Jurriaan Knijtijzer van Finch Buildings daarover. ‘Wij werken met andere fabrieken samen zodat we hun capaciteit op kunnen vullen.’ Pas als de fabrieken zijn volgepland voor de komende vier à vijf jaar kan de investering in modulebouw worden terugverdient, zegt hij.

Zit het opleggen van prestatie-eisen zulke samenwerking niet juist in de weg? ‘Eisen stellen klinkt dominant’, zegt Asselbergs daarover. ‘Tegelijk is dat wel noodzakelijk. Er gebeurt onwijs veel in de sector, maar iedereen is op zijn eigen manier bezig. Het liefst steek ik daar een grote vegetarische satéprikker door zodat we innovatieve processen op elkaar kunnen laten inspelen. Daarom moet industrieel bouwen in kaders worden gesteld, zodat we modules kunnen doorvertalen in architectonische doelen. Het gedachtengoed van open bouwen van de recent overleden John Habraken kan ons daarbij zeer van pas komen om de toekomstbestendigheid te bevorderen.’

Digitaal en gedrukt beschikbaar

Het architectonische kader voor ruimtelijke kwaliteit bij industriële woningbouw is op 21 november digitaal gelanceerd. Je kunt de publicatie hier inzien. Vanaf medio december is de publicatie als drukwerk te verkrijgen via de website van CRa.

De publicatie is onderdeel van een drieluik. In februari 2023 verscheen al het Stedenbouwkundige kader (door Frits Palmboom) en volgend jaar verschijnt het Governance kader voor fabrieksmatige woningbouw.

Dit artikel verscheen op 5 december op dearchitect.nl.